Het Programmabureau Verkenning en Planuitwerking (PVP) werkt aan een Voortoets 2.0. De huidige voortoets van verkenningen en planuitwerkingen is aan een actualisatie toe. Eind 2018 wordt het nieuwe toetsproces verwacht.

In december 2016 is de Handreiking Voortoets vastgesteld en onderdeel geworden van de werkwijzer RWS. Larissa Bakker en Rijka van der Kieft van PVP evalueren het huidige voortoetsproces. ‘De verbeterpunten bespreken we met de toetspartners. Ook gebruikers van de toets betrekken we bij de veranderingen.’

De voortoets is een kwaliteitsborging om besluiten inclusief onderliggende rapporten te laten voldoen aan de wet- en regelgeving en aanvullende richtlijnen en kaders van Rijkswaterstaat. De voortoets ziet er bovendien op toe dat afwijkingen inzichtelijk zijn en dat de stukken juridisch houdbaar zijn.

Specialisten van onder meer WVL, GPO en de Corporate Dienst voeren de inhoudelijke en juridische toets uit. Dit toetsproces wordt gecoördineerd door PVP. Na de toetsing wordt het resultaat van de voortoets met een advies inclusief restrisico’s en beheersmaatregelen aangeboden aan de opdrachtgever. Aansluitend wordt het MIRT-besluit genomen.

Meer informatie:
Larissa Bakker, tel. 06 501 271 78

Wensen uit het werkveld

Vanuit het werkveld wordt ook de behoefte gevoeld om het voortoetsproces aan te passen aan de praktijk. Bij de Corridorstudie Amsterdam – Hoorn hoopt Williard van der Sluis dat met het detailniveau meer maatwerk mogelijk wordt.

Williard van der Sluis, projectmanager:
‘De MIRT-verkenning is de basis voor het voorkeursalternatief, dat daarna wordt uitgewerkt in het ontwerp-tracébesluit en tracébesluit. Een praktisch probleem vind ik dat er voor verkenningen geen kaders en handreikingen zijn voor het detailniveau.

Dat betekent dat vanaf de uitgangspuntennotitie telkens discussie ontstaat hoe gedetailleerd een onderzoek moet zijn. De handreikingen voor het tracébesluit helpen ons daar niet bij. Ik hoop dat in de vorm van een voortoets 2.0 hiervoor oplossingen komen, bijvoorbeeld door een knip te maken in de detailniveaus voor het tracébesluit.’

Williard van der Sluis:
‘Een van de alternatieven in de Corridorstudie Amsterdam-Hoorn heeft een vrij krappe bocht. Wij vinden dat voor deze bocht een wegbeeldanalyse nodig is, maar gezien het detailniveau van de Verkenning zou je de bocht helemaal niet uit hoeven te werken. Toch hebben we dat wel gedaan. Om de maakbaarheid te kunnen beoordelen, is een zeker detailniveau nodig om het voorkeursalternatief te kunnen bepalen.’

Rechtspraak
Juridische toets

Juridische risico’s elimineren met voortoets

Het wel of niet standhouden van een besluit bij de Raad van State is het laatste risico van de planvoorbereiding. De juridische toets speelt daarom een belangrijke rol in het besluit. Wat zijn onderwerpen die tot discussie leiden? En wat zijn riskante showstoppers?

De juridische toets door de afdeling HBJZ van het ministerie is het sluitstuk van de door PVP georganiseerde voortoetsen. Het zijn opmerkingen over het volledige project, over jurisprudentie in eerdere projecten, maar ook over de aanpak van thema’s in lopende andere projecten. ‘Een eenduidige lijn in de planvoorbereiding, helpt ons om procedures bij de Raad van State goed te doorstaan’, licht procesvertegenwoordiger Marcel de Hoop van HBJZ toe.

Van tijd tot tijd duiken bij het toetsen showstoppers op. Een vergeten Natura 2000 toets, geluidgevoelige objecten of een geactualiseerd verkeersmodel kunnen leiden tot een huiswerkopdracht. Een reparatie vooraf is in dat geval altijd beter dan terugverwijzing door de Raad van State.

Spoedwetproject A9 Holendrecht-Diemen

Juridische risico’s worden altijd gezien in de context van omstandigheden in projecten. Dit dient als uitgangspunt voor de inschatting. Het ontwerpen van beheersmaatregelen kan een oplossing zijn. Vaak zijn afspraken met de omgeving aanleiding om af te wijken van de regelgeving. Zo was in het project A9 Holendrecht-Diemen met de omgeving afgesproken om het geluidsscherm hoger te maken. In de parallel liggende drie straten hadden de huizen géén derde woonlagen. Dit betekent dat het verhogen van het scherm naar de letter van de wet niet toegestaan is. Toch viel de afspraak met de omgeving goed te verdedigen.

Projectorganisaties beslissen zelf over de geconstateerde bemerkingen. Daarna oordeelt de betrokken minister of met de motivering vanuit het project het juridisch risico aanvaardbaar is of zelfs helderheid kan geven voor vergelijkbare projecten. Maar het planproduct kan ook (alsnog) door de minister terugverwezen worden voor een aanpassing.

video A9

Nieuw model?

Discussies gaan volgens Marcel nogal eens over de versie van het verkeersmodel. ‘Oftewel: moet er bij een actualisatie van de verkeersgegevens wel of niet overgestapt moet worden naar het nieuwe model? Leidend is of de nieuwe versie (grote) veranderingen in verkeersstromen laat zien.’

Alternatievenafweging

Een punt dat bij de juridische toets regelmatig langskomt, is de alternatievenafweging. Uit de m.e.r.-richtlijn volgt dat alle redelijkerwijze alternatieven bekeken moeten worden. Dan moet volgens Marcel wel onderbouwd worden waarom in voorkomende gevallen dan toch maar één alternatief wordt uitgewerkt. Bij de Raad van State klagen burgers regelmatig over alternatieven die naar hun mening niet voldoende zijn bekeken. Daarom moet het niet meenemen van alternatieven transparant worden uitgelegd.

Ook nieuwe thema’s brengen met zich mee dat de juridische lijn nog niet helder is. Stikstofdepositie (en de toepassing van de PAS) is zo’n onderwerp waarover de Raad van State zich nog niet helder heeft uitgesproken. Actueel zijn ook de maatschappelijke thema’s gezondheid, klimaat en duurzaamheid, die allemaal nog in ontwikkeling zijn. Bovendien ontbreken hiervoor toetskaders. Marcel: ‘Tel je simpelweg de normen voor lucht, geluid en stank bij elkaar op, dan geeft dat geen uitsluitsel over een onleefbare situatie. Als een definitie niet helder is, adviseren wij altijd om hierover wel discussie in projecten te laten plaatsvinden en op basis daarvan afwegingen te maken.’

Projecten van Rijkswaterstaat profiteren al jarenlang van de voordelen van een centrale aanpak. Rijkswaterstaat definieert projecten met dezelfde uitgangspunten, waarna deze uitgewerkt worden met een uniforme opzet van rapport, thema’s en teksten. ‘Centraliseren van projecten geeft aan de voorkant meer werk, maar werpt vruchten af bij de Raad van State’, stelt Marcel.

Meer informatie:
Marcel de Hoop, HBJZ: tel. 06 525 967 72