De veerboot van Ameland moet zich al geruime tijd een weg banen door een met slib vollopende vaargeul. Dat levert niet alleen vertragingen op, maar ook hoge baggerkosten. Het afsnijden van een bocht bij Holwerd door de Vloedgeul leverde vanaf 2019 al verbetering op. Rijkswaterstaat onderzoekt nu structurele oplossingen om Ameland voor de lange termijn bereikbaar te houden.

Omgevingsmanager Wilmar Stigter en technisch manager Wiebe Kramer van Rijkswaterstaat Noord-Nederland spannen zich in om de vaarverbinding van Ameland weer vlot te trekken. Samen met hun projectteam en een leger aan adviseurs bereiden zij momenteel het contract voor van het vervolgonderzoek naar de bereikbaarheid van Ameland. Thema’s als morfologie, ecologie, bereikbaarheid en duurzaamheid vergen daarin veel aandacht.

Volcontinue baggeren

De betrouwbaarheid van de huidige verbinding is in het geding en vraagt om voortdurend onderhoud. De kosten van het vaargeulonderhoud voor de hele Waddenzee zijn ongeveer € 7,5 miljoen per jaar. De kosten om alleen Ameland bereikbaar te houden liggen op circa € 4 miljoen per jaar. Wiebe: ‘We zijn volcontinue aan het baggeren. Per jaar wordt 1,8 miljoen kuub gebaggerd. Oftewel per reiziger worden 3 aanhangwagens vol zand en slib afgevoerd. Het is duur, maar vooral ook niet goed voor het ecologisch systeem. Je bent alsmaar aan het roeren in een Natura2000-gebied.’

2 oplossingsrichtingen voor Ameland

  1. Optimalisatie bestaande situatie
    De veerboot blijft van Holwerd naar Nes (Ameland) varen. Er komen meerdere varende oplossingen en er komt een splitsing in 2 vervoersstromen: 1 kleine intensieve veerverbinding voor personen en een grotere boot voor auto’s en vracht met een bijpassende frequentie.
  2. Verplaatsen van de vertrek- en aankomstlocatie (meerdere varianten)
    De vervoersstromen blijven gelijk, maar de vertrek- en aankomstlocatie worden verplaatst van Ferwert naar Nes óf Hollum (Ameland). Het splitsen van vervoersstromen is een optie.

Varende oplossingen

Na de pre-verkenning waren aanvankelijk 3 oplossingsrichtingen in beeld, waarvan 2 met varende vervoersoplossingen en 1 met vaste verbinding in de vorm van een tunnel. ‘Begin 2020 vroeg de minister ons om de 2 varende oplossingsrichtingen verder te onderzoeken.’ vertelt Wilmar, ‘De ondertunnelde oplossing bleek een te grote investering, zeker in relatie tot de impact van een tunnel in het waddengebied en de relatief geringe vervoersbewegingen van en naar het eiland. Op basis van het vervolgonderzoek kan de minister een gefundeerd besluit nemen over het vervolg van het project.’

Morfologie en ecologie

In het onderzoek spelen morfologie en ecologie een grote rol. Wiebe legt dit uit: ‘De Waddenzee is een dynamisch systeem met geulen die zich constant verleggen en waarvan de koers moeilijk te voorspellen is. Om de ideale vertrek- en aankomstlocatie te bepalen is het van belang de lange termijn morfologische ontwikkelingen goed in beeld te hebben. Die kenniscomponent maakt het zoeken naar een integrale oplossing interessant, met als gegeven dat een morfologisch evenwicht in de geul niet of nauwelijks te vinden is. De omvang van de geulen hangt namelijk samen met de hoeveelheid water die telkens met eb en vloed wordt verplaatst. Op een groot deel van de veerroute stroomt het water niet hard genoeg en dat veroorzaakt aanzanding. Bij de oplossing willen we zoveel mogelijk bij de natuurlijke dynamiek aansluiten. Dat past ook bij de Natura2000-opgave, waarin een betere waterkwaliteit wordt nagestreefd.’ Het morfologisch en ecologisch onderzoek moet daarom helpen om tot een oplossing binnen het stroomsysteem van geulen en platen te komen om de bereikbaarheid tot het jaar 2100 op peil te houden.

Kaartje bereikbaarheid Ameland
Overzichtskaart waarin de vaargeulen in blauw zijn aangegeven. Te zien is dat de aanlegsteiger in een ondieper gedeelte van de Waddenzee ligt. Dit was voorheen de plaats waar het wantij lag, tevens een ideale plaats voor wadlopen. Ooit lag hier een dam naar Ameland, die in de 19e eeuw tijdens een storm verloren is gegaan. Duidelijk te zien is dat de plek van de vaargeul onlogisch: de vaargeul is van nature niet diep en niet breed. Met de huidige breedte van de schepen geeft dit problemen.

Bereikbaarheid

Naast onderzoek naar de morfologie en de ecologie vindt in de eerste fase van de verkenning een mobiliteitsonderzoek plaats. ‘Het idee van deze deeloplossing is om vervoersstromen te splitsen en zo goed mogelijk aan te sluiten bij de vervoersvraag, zowel voor personenvervoer als voor vrachtvervoer. Tegelijkertijd moet de impact op het gebied zo klein mogelijk zijn’, legt Wilmar uit. ‘Dat kun je bijvoorbeeld doen met 2 kleinere schepen voor personenvervoer en een groter schip voor vrachtvervoer en auto’s. Daarmee sluit je met de afvaarten zoveel mogelijk aan bij behoeften van de twee verschillende vervoersstromen. Let wel: de veerverbinding is de levensader van het eiland. Wonen, werken, toerisme, alles is afhankelijk van goede bereikbaarheid. Als Rijkswaterstaat hebben we de plicht om die bereikbaarheid in stand te houden en te faciliteren.’

Zeespiegelstijging en klimaatverandering

Een autonome ontwikkeling in het onderzoek is de zeespiegelstijging en klimaatverandering. Het systeem van de Waddenzee kan verdrinken als de zeespiegel erg snel stijgt. Nu is nog sprake van aanlanding, maar de verwachting is dat halverwege deze eeuw een omslagpunt komt waarin de zeespiegelstijging dominant wordt en de geulen in de Waddenzee in omvang toenemen. In combinatie met klimaatverandering neemt dan het overstromingsrisico toe. Wiebe: ‘We hebben wel zorgen over de grilligere weerpatronen met extreme droogte, neerslag en wind. De KNMI-scenario’s zijn leidend en spelen vooral een rol in de hoogte van de veerdammen. Dat we te maken hebben met een oplossing tot het jaar 2100 geeft onzekerheden. De zeespiegelstijging kan 1 meter zijn, maar wie zegt dat het geen 2 meter wordt?’

Adaptief en flexibel ontwerp

Bij de uitwerking van de oplossingen zijn de kennis en kunde van de markt, regionale partners, de omgeving en expertgroepen van belang. Wilmar verwacht dat een adaptief en flexibel ontwerp nodig is om mee te kunnen groeien met zeespiegelstijging of verdere aanlanding. Dat is complexe materie. Ook voor de vervoersvraag ziet hij graag een robuust systeem, opgebouwd vanuit meerdere adaptieve paden. ‘De grote afhankelijkheid van het eiland van een goede veerverbinding vraagt ook om extra aandacht voor contact met mensen uit de omgeving. Juist vanwege de coronamaatregelen is dit een aandachtspunt.’

Voor het verloop van de studie speelt volgens Wiebe de complexheid van de ontwikkelingen een rol. ‘We moeten daarom extra alert zijn op het onderzoek, zodat kwalitatief goede informatie de basis legt voor het besluit. ‘We hebben te maken met omstandigheden die zich moeilijk laten voorspellen, zeker als het gaat om de verre toekomst. In de tijd tot het jaar 2100 kunnen zich nog veel onvoorspelbare ontwikkelingen voordoen.’

Meer informatie:
wilmar.stigter@rws.nl
06-15 43 67 37

wiebe.kramer@rws.nl
06-55 34 68 89