Als manager van BUN-K kijkt Mireille Götz terug op vijf vruchtbare programmajaren. Ze concludeert dat ze met het team een beweging in gang heeft gezet waar Rijkswaterstaat in de toekomst veel voordeel mee kan doen. ‘Het belangrijkste besef is dat verduurzaming en het creëren van waarde hand in hand kunnen gaan.’

Mireille Götz, manager BUN-K

In 2016 startte Mireille Götz als programmamanager van BUN-K vanuit de overtuiging dat alle bomen, gras, riet en dergelijke van Rijkswaterstaat oneindig veel meer bestemmingen konden krijgen dan verbranding of de afvalhoop. ‘Die vanzelfsprekendheid van maaisel, takken en ander groen weggooien vond ik zo onlogisch, gezien de opgave waar wij als Rijkswaterstaat voor staan om in 2030 circulair te werken en klimaatneutraal te worden. Een betere inzet van ons groene areaal, samen met logische partners, zou een mooie bijdrage kunnen leveren en bovendien het samen werken aan ruimtelijke kwaliteit en klimaatadaptatie een mooie impuls geven. Het gedachtegoed van BUN-K past binnen de areaalstrategie van Rijkswaterstaat en IenW als basis voor toekomstige keuzes in de ruimtelijke omgeving. Sterker nog: ik denk dat wij er met ons programma een belangrijke bouwsteen voor hebben geleverd.’

Van afval naar grondstof

‘Het “groenafval” vormt een grondstof voor hoogwaardige benutting’

Een betere inzet van het groene areaal, wat is dit? Götz: ‘In essentie betekent het beseffen dat je met het groene areaal natuurlijk kapitaal in handen hebt en circulaire ketens kunt opzetten. Hierin vormt het “groenafval” een grondstof voor verdere, hoogwaardige benutting. Of dat nu meubels zijn, papier of isolatiemateriaal voor de bouw. Zowel vanuit maatschappelijk, financieel als gebiedsperspectief is het een logisch en zinvol principe, omdat je zo op een kosteneffectieve manier meerdere doelen kunt dienen, waaronder ook het versterken van biodiversiteit en het herstellen van de ruimtelijke kwaliteit.’

Van bestuurstafel tot modderpoel

Team BUN-K was klein en wendbaar, vertelt Götz. ‘Wij schakelden steeds tussen strategisch, tactisch en operationeel niveau. Zaten we het ene moment met directieleden van Rijkswaterstaat of de CEO’s van innovatieve bedrijven aan tafel, het andere moment stonden we in een papierfabriek gras te testen of in de regio met onze laarzen in de modder bij de aannemer die bomen aan het planten was. Wij overzagen en participeerden in de hele keten van grondstof tot aan eindgebruiker en konden deze integraal benaderen. Dat gaf ons slagkracht en snelheid.’

Zorg voor een centrale ‘groene’ pool

Hoewel het programma is gestopt, denkt Götz dat BUN-K duidelijke sporen binnen Rijkswaterstaat heeft nagelaten. ‘Het belangrijkste besef is dat verduurzaming en het creëren van waarde hand in hand gaan. Zo kunnen we op een kostenbewuste manier de transitie naar een circulaire organisatie maken.’ Götz ziet daar, ook in de toekomst, kansen voor. ‘Er is nu veel kennis binnen Rijkswaterstaat als het gaat om de verschillende ‘groene’ aspecten met betrekking tot areaalbeheer, maar die is versnipperd en daardoor niet altijd even goed voor iedereen te vinden. Daarom pleit ik voor een, al dan niet virtuele, centrale groene pool die hands on is, die de markt kent en integraal adviseert, en daarnaast de regio’s ondersteunt en projectteams ontlast.’

Zonder afzetmarkt geen keten

Götz benadrukt het belang om de hele groenketen te overzien, van grondstofleverancier tot en met eindgebruiker. ‘Dat is essentieel: je kunt nog zo veel gras of hout in de aanbieding hebben, als er geen vraag is naar het eindproduct, dient het uiteindelijk geen doel. Zoek dus een goede afzetmarkt.’ Het nauw samenwerken met andere publieke organisaties waaronder ProRail en SBB, ziet zij daarbij als een must. ‘Je hebt een gezamenlijke opgave en veel gedeelde belangen. Samen ben je een sterke schakel in de keten. Staatsbosbeheer heeft ons bijvoorbeeld enorm geholpen met kennis over beheer van bos en bomen en het op de markt zetten van hout.’

Van minder leer je meer

‘We realiseerden ons dat het beter werkt om focus te creëren op een beperkt aantal onderwerpen’

Hoewel BUN-K bij de start vol enthousiasme met veel verschillende grondstofstromen aan de slag ging voor duurzame toepassingen, leerde het team al snel: less is more. Götz: ‘We hadden een hele zwik aan waardestromen: behalve hout en gras hadden we aquatische biomassa, biobased producten en gebiedsontwikkeling. Maar gaandeweg realiseerden we ons dat het beter werkt om focus te creëren op een beperkt aantal onderwerpen om hiermee goed en gericht aan de slag te kunnen. De diepte in, in plaats van de breedte. Daar leer je meer van.’

Twintig procent anders doen

In het verlengde van deze gerichtere focus zou Götz ook willen meegeven dat het belangrijk is om in kleine stapjes te doen en te denken. ‘Je kunt niet alles tegelijk, maar er is altijd meer mogelijk dan je denkt. Niet voor niets luidt hier de 80-20 regel: 80 procent kun je blijven doen zoals je deed, maar 20 procent kun je anders doen. En schroom niet te shoppen bij onze kennisprofessionals van Water Verkeer en Leefomgeving (WVL), onze eco-engineers of onze kennishouders onderhoud bij de afdeling Werkwijze Inkoop en Contract Management (WW-ICM). Zij hebben de expertise om ons areaal slim in te richten en een optimum te vinden tussen de verschillende ingrediënten zoals ruimtelijke kwaliteit, ecologie, veiligheid, duurzaamheid en onderhoud.’