Foto De Klerk Werkendam

De Zeeuwse Zandkreekgeul was sterk verzand en moest weer op diepte worden gebracht. Uitgedaagd door Rijkswaterstaat zette De Klerk Waterbouw hierbij belangrijke stappen op weg naar klimaatneutraal baggeren. De grootste winst werd behaald met varen op biodiesel HVO. ‘Duurzaam werken hoeft niet ingewikkeld te zijn, als je de maatregelen maar goed doorrekent en toepast.’

Jaap Abma, werkvoorbereider De Klerk Waterbouw
Kees Sanderse, adviseur duurzaamheid Rijkswaterstaat

‘Dit project is heel goed verlopen’, zegt werkvoorbereider Jaap Abma van De Klerk Waterbouw, als hij terugblikt op de baggerwerkzaamheden van de Zandkreekgeul. Deze vaargeul ligt ten oosten van de Zandkreeksluis, aan de rand van Natura2000-gebied de Oosterschelde. ‘We hebben de klus binnen de verwachte tijd afgerond. Daarbij hebben we alle doelstellingen gehaald. De geul is weer diep genoeg voor de scheepvaart en de stikstof- en CO2-uitstoot door de werkzaamheden zijn flink beperkt. Ook de samenwerking met Rijkswaterstaat was heel prettig.’

Grote ambities

Het terugbrengen van de uitstoot was een belangrijk onderdeel van de opdracht, benadrukt Kees Sanderse. Als adviseur duurzaamheid bij Rijkswaterstaat was hij betrokken bij zowel de aanbesteding als de uitvoering van het project. ‘Stikstofreductie was een vereiste voor dit project, want het was een voorwaarde voor de benodigde vergunning op basis van de Wet natuurbescherming. Maar als Rijkswaterstaat hebben we grotere ambities: we werken toe naar klimaatneutraal baggeren en hergebruik van baggerspecie. Daarbij trekken we samen met de markt op in het transitiepad Kustlijnzorg en Vaargeulonderhoud. Zo werken we aan het doel om in 2030 volledig klimaatneutraal en circulair te werken.’

Lat steeds hoger leggen

‘Bij nieuwe projecten kunnen we de lat weer hoger leggen’

Het terugbrengen van de uitstoot in het project was zeer succesvol. Sanderse: ‘We hebben vooraf onderzocht wat reëel haalbaar was. Op basis daarvan hebben we in de opdracht een eis van 30% CO2-reductie opgenomen. Ook met het doel om hiervan te leren. De Klerk heeft nu laten zien dat je grote stappen kunt zetten, bijvoorbeeld door duurzamere brandstof te gebruiken. Bij nieuwe projecten kunnen we de lat daarom weer hoger leggen.’ De Klerk kon de reductie aantonen met de milieukostenindicator (MKI). ‘Daarbij reken je alle relevante milieueffecten door tot één getal’, legt Sanderse uit. ‘Met deze tool kijk je integraal naar de duurzaamheid van het hele project. Van de gebruikte vaartuigen en kranen tot brandstof en vaarroutes.’

Tijdig in gesprek

‘Om optimale keuzes te maken, zijn we binnen een maand na aanvang van de opdracht met Rijkswaterstaat in gesprek gegaan over de achtergrond van de duurzaamheidseisen’, vult Abma aan. ‘We kwamen samen al snel tot de conclusie dat verreweg de meeste winst te behalen was bij de brandstof. Bij baggerwerk worden namelijk grote, zware schepen ingezet.’ Deze oplossing past ook goed bij De Klerk. ‘Vanuit maatschappelijk belang zijn we sowieso veel bezig met verduurzamen. De laatste tijd maken we een slag op ons varend materieel. We voorzien de vaartuigen stuk voor stuk van nieuwe motoren. Die zijn niet alleen zuiniger en stiller, maar ook geschikt voor het toepassen van de CO2-arme brandstof HVO (Hydrotreated Vegetable Oil) – in de volksmond ook wel biodiesel genoemd. De meeste uitstoot hebben we hiermee dus bespaard.’ Hoewel HVO toepassen in de basis duurder is, had De Klerk deze extra kosten al opgenomen in de prijs van hun aanbieding. ‘Daarnaast bleek uit de MKI-berekening dat we door gedeeltelijk een brandstofmix met 50% HVO te gebruiken al aan de emissievoorwaarden konden voldoen. Zo bleven de kosten uiteindelijk beperkt.’

Foto: De Klerk Werkendam

Berekeningen vereisen informatie vooraf

‘Omdat we voor al onze projecten de MKI uitvragen, zijn er steeds meer data beschikbaar’

Voor het uitvoeren van de benodigde, complexe MKI-berekeningen schakelde De Klerk adviesbureau Waterland Projecten in. Abma: ‘Om de juiste gegevens aan te leveren, moesten we van tevoren precies weten welk materieel we zouden gebruiken. Van de grote sleephopperzuiger van onze onderaannemer Faasse Dredging was bijvoorbeeld al een levenscyclusanalyse (LCA) van de milieubelasting beschikbaar. Maar voor onze eigen kraanschepen moesten er nog aanvullende berekeningen komen. Die heeft Waterland Projecten voor ons uitgevoerd.’ Sanderse vult aan: ‘Het mooie is: omdat we nu voor al onze projecten standaard de MKI uitvragen, zijn er steeds meer data beschikbaar. Deze kunnen we weer gebruiken voor volgende projecten.’

Belangrijke les

In het project was het ook de bedoeling dat de vrijkomende baggerspecie zou worden hergebruikt. Hiervoor had Rijkswaterstaat in samenwerking met Natuurmonumenten een mooi plan uitgewerkt: de specie zou helpen bij het ophogen van de slikken van het Verdronken Land van Zuid-Beveland, verderop in de Oosterschelde. Slikken die door de stroming langzaam verdwijnen, maar belangrijk zijn voor onder meer de vogels die er komen. Vlak voor de start van de werkzaamheden bleek echter dat de ondergrond van de slikken niet geschikt was om de beoogde werkzaamheden veilig uit te voeren. ‘Heel jammer, maar wel een belangrijke les’, stelt Sanderse. ‘Bij volgende projecten houden we daar eerder rekening mee.’

Samen de schouders eronder

De open samenwerking is de sleutel in het duurzame succes van dit project, stelt Sanderse. ‘De Klerk heeft de gekozen maatregelen in de uitvoering goed gemonitord en het hele proces geborgd in een verificatieplan. In hun rapportage toonden ze netjes met berekeningen aan dat de effecten van de maatregelen voldeden aan de gestelde eisen. Duurzaam werken hoeft niet ingewikkeld te zijn, als je de maatregelen maar goed berekent en toepast. We hebben alles samen nagerekend. Dat werkt heel constructief. Ik ben trots op wat we bereikt hebben door er samen de schouders onder te zetten.’