Met een ambitieuze strategie willen het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, ProRail en Rijkswaterstaat fors bijdragen aan de aanpak van de klimaatverandering en de circulaire economie. Het doel voor 2030 voor Rijkswaterstaat: netto nul CO2-uitstoot en volledig circulair werken. Programmamanager klimaatneutrale en circulaire infrastructuur Frederieke Knopperts: ‘Met deze strategie vertalen we onze ambities naar concrete maatregelen in projecten.’

Frederieke Knopperts, programmamanager klimaatneutrale en circulaire infrastructuur

Klimaatneutraal en circulair werken staan hoog op de agenda van Rijkswaterstaat. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heeft een belangrijke verantwoordelijkheid bij de Nederlandse aanpak van klimaatverandering. Bovendien heeft Rijkswaterstaat als uitvoeringsorganisatie zelf veel impact op het klimaat, zowel door materiaalgebruik als door CO2-uitstoot. ‘Aangezien we maar liefst 4 miljard euro per jaar uitgeven aan infrastructuur, hebben we een mooie kans én een verantwoordelijkheid om via ons inkoopgedrag onze klimaatimpact te verkleinen’, vertelt programmamanager klimaatneutrale en circulaire infrastructuur Frederieke Knopperts. ‘Concreet zijn die ambities voor 2030 netto nul CO2-uitstoot en volledig circulair werken met alleen duurzame materialen, zo min mogelijk afval en zo veel mogelijk hergebruik.’

‘In zogeheten transitiepaden pakken we de onderdelen met de grootste klimaatimpact aan’

Transitiepaden: grootste klimaatimpact eerst

Rijkswaterstaat heeft samen met het ministerie van IenW en ProRail een strategie voor klimaatneutrale en circulaire rijksinfrastructuurprojecten vastgesteld. In zogeheten transitiepaden pakken we de onderdelen met de grootste klimaatimpact aan (zie kader). Voor Rijkswaterstaat zijn dat wegverharding, kustlijnzorg en vaargeulonderhoud, kunstwerken, en bouwplaats en bouwlogistiek. Knopperts: ‘Voor elk van die paden hebben we een nulmeting gedaan waar de grootste impact zit. Vervolgens hebben we gekeken naar de mogelijke reductieopties en de kosten daarvan. Komend jaar gaan we per transitiepad een roadmap uitwerken met daarin de kennis- en innovatiebehoefte en het reductiepad met tussendoelen tot 2030. Deze tussendoelen geven handvatten voor onze projecten en marktpartijen voor de eisen waaraan zijn moeten voldoen.

Koplopers duurzaamheid belonen

Rijkswaterstaat laat nu al bij aanbestedingen standaard de milieueffecten berekenen in de vorm van een milieukostenindicator (MKI). Daarbij komt de lat steeds hoger te liggen. Knopperts: ‘Bij projecten bieden we gunningsvoordeel als het lukt om een lagere MKI-waarde te halen. Blijkt dat haalbaar, dan stellen we zo’n waarde bij volgende projecten als eis. Ook gaan we koplopers op het gebied van duurzaamheid belonen. Het is belangrijk dat partijen gelijke kansen krijgen, maar het moet voor marktpartijen wel zinvol zijn om echt te investeren in nieuwe oplossingen. Daarom werken we aan een koplopersaanpak waarmee bedrijven die echt significant duurzamere producten kunnen aanbieden, daar ook voor worden beloond. Een ander belangrijk element is investeren in kennis en innovatieontwikkeling. Innovatie is noodzakelijk, want met de huidige oplossingen kunnen we slechts de helft van onze doelen halen. Daarom investeren we in kennisontwikkeling en onderzoek in samenwerking met technische universiteitenOok werken we steeds meer samen met bedrijven aan innovatieontwikkeling, met instrumenten als het Innovatiepartnerschap en Small Business Innovation Request (SBIR). Hierin treden we op als launching customer: de eerste die een innovatie afneemt.

Autoweg N3: MKI-waarde onderscheidend

Een goed voorbeeld van een project dat bij deze strategie past, is het groot onderhoud aan de N3. Vanaf augustus 2020 vernieuwen we daar het asfalt en de fundering over het hele 10 km lange traject tussen de A15 bij Papendrecht en de A16 bij Dordrecht. ‘Het bijzondere is dat we hierbij voor het eerst de met DuboCalc objectief berekende MKI-waarde fors hebben laten meetellen binnen een Best Value-aanbesteding’, vertelt Jantien Heijdeman, projectmanager bij Rijkswaterstaat. ‘Van tevoren dachten veel partijen dat dit onderdeel niet onderscheidend zou zijn, maar we zagen echt duidelijke verschillen. Met name op het gebied van grondverzet bedachten marktpartijen oplossingen zoals het werken met een gesloten grondbalans. Dit heeft als gevolg dat het aantal transportbewegingen wordt verkleind en de MKI-waarde omlaag gaat. Het mooie is dat zulke oplossingen meteen ook de stikstofuitstoot beperken.’

Transitiepaden Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat heeft 4 transitiepaden opgesteld voor de werkterreinen met de meeste CO2-uitstoot en het meeste materiaalgebruik: wegverharding, kustlijnzorg en vaargeulonderhoud, kunstwerken (onder andere bruggen, sluizen, tunnels, viaducten), en bouwplaats en bouwlogistiek. Bij wegverharding en kunstwerken is vooral veel te winnen in de productie en het gebruik van materialen, zoals asfalt, beton en staal. Bij kustlijnzorg en bouwlogistiek ligt de nadruk op brandstofverbruik van materieel voor transport en werkzaamheden. Maatregelen op dit gebied hebben bovendien een positief effect op de fijnstof- en stikstofproblematiek.

Invloed op de markt

De invloed op de markt verschilt per transitiepad. Knopperts: ‘Voor wegverharding is de nationale markt overzichtelijk en kunnen we makkelijker samen met bedrijven tot duurzame oplossingen komen. Bij kustlijnzorg zijn we slechts een kleine speler op een internationale markt. Daar moeten we meer Europees samenwerken.’ Berekend is dat de transitie voor Rijkswaterstaat en ProRail in totaal ongeveer 100 miljoen euro per jaar zal kosten. ‘We zoeken naar mogelijkheden om die kosten structureel op te nemen’, vertelt Knopperts. ‘Voor 2021 heeft het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vast 50 miljoen euro vrijgemaakt voor ProRail en Rijkswaterstaat voor de meerkosten van duurzame maatregelen in onze projecten. Op basis van dit budget kunnen marktpartijen investeren in duurzame oplossingen, zoals elektrisch materieel en duurzame materialen.’

Duurzame innovatie in kansendossier

Kenmerkend voor de Best Value-aanpak is dat aanbieders veel vrijheid krijgen om zelf in te vullen hoe ze de opdracht willen uitvoeren. Heijdeman: ‘We kunnen bijvoorbeeld wel vooraf bepalen waar het asfalt vandaan moet komen, maar die keuze kan een aannemer het beste zelf maken vanuit zijn eigen expertise.’ Wel stelde Rijkswaterstaat vooraf samen met regio Drechtsteden en de gemeenten Dordrecht en Papendrecht een ambitiedocument voor de N3 op. Daarin was duurzaamheid een belangrijke doelstelling – naast veiligheid, doorstroming, geluid- en luchtkwaliteit. Vooral in het kansendossier leverde dit vaak innovatieve duurzame oplossingen op. Heijdeman: ‘Daarin kunnen de partijen extra opties aandragen buiten hun eigenlijke aanbod om. Rijkswaterstaat heeft de keuze om die extra’s al dan niet af te nemen, maar ze tellen sowieso mee voor de beoordeling. De winnende partij Boskalis stelde hier bijvoorbeeld voor om minder materiaal te gebruiken bij markeringen.’

‘Uiteindelijk leverde deze manier van werken verrassende oplossingen op’

A6: verrassende oplossingen met concurrentiegerichte dialoog

Ook bij de gunning van het groot onderhoud aan de A6 tussen Lelystad-Noord en de Ketelbrug speelden duurzaamheid en circulariteit een grote rol. Bij deze aanbesteding werkte Rijkswaterstaat voor het eerst met de zogeheten concurrentiegerichte dialoog light. Om te beginnen kregen de geïnteresseerde partijen de kans om op basis van beperkte informatie hun visie en circulaire aanpak op papier te zetten. Op die manier konden we met een beperkte investering van de markt 4 geschikte partijen selecteren en zo maatschappelijke kosten besparen. Vervolgens gingen de resterende partijen in verschillende dialoogrondes in gesprek met Rijkswaterstaat. ‘Zo konden we vooraf al goed met de markt afstemmen wat we wilden. Die gesprekken werkten enthousiasmerend en uiteindelijk leverde deze manier van werken verrassende oplossingen op’, vertelt contractmanager Piet André Huistra.

Enorme prikkel voor de markt

Een van die verrassingen was de MKI-waarde voor het asfalt. Huistra: ‘In dit project gaven we alleen een referentiewaarde zonder ondergrens mee. Dat bleek een enorme prikkel voor de markt. Het resultaat is nieuw asfalt met 50% minder milieu-impact ten opzichte van onze referentiewaarde.’ Daarnaast daagde Rijkswaterstaat de markt uit om na te denken over hergebruik van de hoogovenslakken uit de bestaande fundering van de A6. In de huidige vorm zorgen die voor schade aan het wegdek, maar ze zonder meer weggooien zou ingaan tegen de circulaire principes. Aannemer Heijmans, die de opdracht gegund kreeg, bedacht de ideale oplossing. Huistra: ‘De slakken worden nu zo bewerkt dat ze opnieuw als fundering kunnen worden gebruikt zonder dat er schades in het wegdek terugkomen.’ Circulair én duurzaam dus.