
‘Mer is een manier van denken’
Rondetafelgesprek
Mer heeft in het Nederlandse onderwijs – zowel op het mbo, hbo als wo – geen duidelijke eigen plek. Er is bijvoorbeeld geen specifieke mer-opleiding. Wel krijgt het in diverse opleidingen en op verschillende onderwijsniveaus aandacht. Hoe brengen docenten mer in de praktijk? In gesprek met Gerjan de Ruiter (mbo), Marloes van Kemenade (hbo) en Jos Arts (wo).
Hoe komt mer in jullie onderwijsprogramma aan bod?

Marloes van Kemenade
Marloes van Kemenade: ‘Bij de opleiding Landscape and Environment Management aan Hogeschool Inholland geef ik colleges over milieuthema’s. Denk aan de basis van de Omgevingswet. Met mer doe ik helaas nog weinig, hoewel ik dat graag wil. Studenten moeten leren integraal te denken. Het instrument mer kan daarbij helpen. Maar hoe kan ik dit toepassen in het onderwijs?’
Gerjan de Ruiter: ‘Ik geef les aan de opleiding Stad en Mens bij Yuverta, een groen mbo. In 2024 heb ik het mer-deel van deze opleiding overgenomen van een collega. Omdat ik vond dat ik kennis van zaken miste, heeft het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) een gastcollege verzorgd. Daar heb ik veel aan gehad, waardoor ik mer nu goed aan bod kan laten komen.’
Jos Arts: ‘In de universitaire wereld komt mer helaas weinig aan bod. Er zijn bijvoorbeeld geen specifieke mer-opleidingen. In andere landen, zoals Denemarken of het Verenigd Koninkrijk, gebeurt dit wel. Aan de RUG komt mer aan bod in de master Environment & Infrastructure Planning, en dan meer specifiek in het vak Impact Assessment and Policy Evaluation.’
Foto: Marcel Spanjer
Hoe ziet dit er in de praktijk uit?

Gerjan de Ruiter
De Ruiter: ‘Ik behandel eerst de basis: wat is ruimtelijke ordening en welke economische en sociale waarden hangen ermee samen? Daarna gaan we concreet aan de slag met een mer. Dit jaar bijvoorbeeld met een casus over de Efteling. Eerst hebben we samen met de studenten het MER doorgenomen. Daarna hebben ze zelf gezocht naar het toetsingsadvies van de Commissie mer. Op basis daarvan hebben ze gebrainstormd over het advies van de commissie en hoe dit een plek zou kunnen krijgen in het plan van de Efteling. In mijn lessen maak ik gebruik van design thinking: creatief brainstormen over de aspecten die in een mer aan de orde komen. Zo probeer ik het onderwerp dichter bij de studenten te brengen.’
Van Kemenade: ‘Wij zijn op dit moment bezig met het vernieuwen van het curriculum: minder colleges, meer projecten. Jouw manier van lesgeven spreekt me erg aan, Gerjan. Vooral het gebruik van casuïstiek en hoe je daarbij design thinking inzet. Misschien kunnen we daar samen nog eens over doorpraten.’
Arts: ‘Bij het vak Impact Assessment and Policy Evaluation komt mer aan bod in een aantal colleges en werkcolleges. We gaan in op de gedachte en systematiek achter mer en doorlopen de hele beleids- en mer-cyclus. De studenten schrijven over verschillende onderdelen een essay en bouwen zo een portfolio op.’
Foto: Femke Ketelaar
Welke opleidingen, vakken en projecten lenen zich het best voor mer?

Jos Arts
Arts: ‘Ik denk dan met name aan milieu- en bestuursrecht, milieukunde en planologie. Maar op dit moment komt mer in al deze opleidingen slechts beperkt aan bod, in een vak of enkele colleges.’
Van Kemenade: ‘Dat komt volgens mij ook voor een deel door de slechte naam die mer heeft, want het wordt vaak geassocieerd met lange juridische procedures. Zelf wil ik daar verre van blijven. Mer is juist een mooi hulpmiddel om ruimtelijke plannen inhoudelijk te beoordelen.’
De Ruiter: ‘Daar ben ik het mee eens. Mer is een manier van denken. Dát moeten we voor het voetlicht brengen. Het woord mer op zich zegt mijn studenten ook niet eens zoveel.’
Arts: Ik onderschrijf helemaal dat mer een manier van denken is. In ons keuzevak leggen we mer uit aan de hand van de vraag: wat is nodig voor een goed besluit? Deels is dat gewoon gezond verstand: wat wil ik, welke alternatieven zijn er, welke (milieu)effecten heeft dit, wie moet ik erbij betrekken en hoe ga ik daarmee om?’
In hoeverre komen studenten mer in de praktijk tegen?
Arts: ‘Soms heb ik afstudeerders die hun scriptie schrijven over mer. Laatst bijvoorbeeld een Indonesische studente die participatie bij monitoring en evaluatie als onderwerp had. Ze liep stage bij de Commissie mer en vergeleek in haar onderzoek twee grootschalige havenontwikkelingen: de Tweede Maasvlakte bij Rotterdam en de haven van Patimban in West-Java, Indonesië – een mooie innovatieve scriptie. En hoe zit dat bij jullie?’
Van Kemenade: ‘Soms lopen studenten stage bij een omgevingsdienst, waarbij ze meekijken bij een mer-beoordeling. Dat vinden ze best ingewikkeld: de mer-terminologie blijkt lastig. Er komt ook best veel jargon bij kijken.’
De Ruiter: ‘Mijn studenten komen in hun stages soms in aanraking met een onderdeel van mer-onderzoek. Ze gaan bijvoorbeeld het veld in om ecologische gevolgen in kaart te brengen. Maar vaak realiseren ze zich dan niet eens dat dit in het kader van mer is.’
Foto: Femke Ketelaar
En hoe zit het na hun studie?
Arts: ‘Dat vind ik altijd opvallend: tijdens hun studie trekt mer universitaire studenten maar weinig. Maar ná hun studie hebben ze er juist wel veel mee te maken. Ik denk dat 20 tot 30 procent van mijn studenten er in hun werk regelmatig, vaak meerdere keren per maand mee bezig is. Vaak kom ik ze dan ook tegen tijdens de tweejaarlijkse mer-dag, tijdens internationale congressen of bij specifieke planologische projecten. Dat vind ik altijd heel leuk.’
De Ruiter: ‘Afgestudeerde mbo’ers belanden meestal in de uitvoering, bij adviesbureaus of gemeenten. Daar voeren ze dan een stukje van het mer-onderzoek uit.’
Van Kemenade: ‘Bij ons kunnen studenten afstuderen als adviseur ecologie of leefomgeving. Met name de adviseurs leefomgeving kunnen te maken krijgen met mer als ze bijvoorbeeld aan de slag gaan bij een omgevingsdienst.’
Welke mogelijkheden zien jullie voor samenwerking tussen de verschillende typen onderwijs?
De Ruiter: ‘Meer samenwerking lijkt mij heel waardevol; ik wil daar graag iets mee doen.’
Arts: ‘We kunnen veel van elkaar leren. Ik vind uit- en inzoomen altijd een mooie manier om mer bij studenten te introduceren. Ik start breed met het uitleggen van het fysieke systeem, bijvoorbeeld dat water simpelweg naar het laagste punt stroomt. Vervolgens kijken we ruimtelijk: waar wonen mensen over het algemeen? En wat betekent het voor hen als water naar het laagste punt stroomt? Daarna zoomen we nog verder in, op thema’s als milieu, veiligheid en gezondheid. Zo kun je mer heel behapbaar maken, in elk type onderwijs.’
Van Kemenade: ‘Dit systemische denken, zoals Gerjan en Jos dat uitleggen, wil ik graag inzetten bij mijn eerstejaars.’