Sommige chemische stoffen worden beschouwd als ‘opkomende stoffen’. Daarnaast zijn er de ‘zeer zorgwekkende stoffen’. Lastige materie, waarvoor steeds meer aandacht komt. Kwartiermaker opkomende stoffen Iris van Tol bij Rijkswaterstaat WVL licht de stand van zaken toe.

Iris van Tol
Iris van Tol

Opkomende stoffen zijn stoffen die in het (water)milieu terecht kunnen komen, maar nog niet zijn genormeerd en waarvan ook nog niet precies bekend is of en in hoeverre ze schadelijk voor de gezondheid of leefomgeving zijn. Er komen steeds nieuwe chemische stoffen bij. Stoffen zijn ook steeds beter te meten, waardoor er meer worden aangetroffen. Een andere categorie chemische stoffen is de groep ‘zeer zorgwekkende stoffen’; van deze stoffen is al vastgesteld dat ze schadelijk zijn. Opkomende stoffen kunnen in de praktijk voor onzekerheid zorgen. Maar ook een zeer zorgwekkende stof kan leiden tot vragen over hoe je ermee moet omgaan, bijvoorbeeld als er nog geen concrete bodemnorm is waaraan in het kader van de zorgplicht kan worden getoetst.

Incidenten

Samen met enkele collega’s is Iris van Tol als kwartiermaker opkomende stoffen bezig met het leggen van verbanden en bundelen van kennis. Haar team verleent ook hulp bij incidenten. ‘Rijkswaterstaat heeft in meerdere rollen te maken met opkomende stoffen’, licht ze toe. ‘We leveren bijvoorbeeld experts op het gebied van waterkwaliteit, bodem en milieurecht en adviseren de beleidskern hierover. Ook verlenen we als Rijkswaterstaat watervergunningen en voeren we veel projecten uit. Juist deze combinatie van kennis en uitvoering maakt dat we effectief kunnen zijn.’

Nadelige effecten van PFAS

Een veelbesproken onderwerp waarin de complexiteit rondom opkomende en zeer zorgwekkende stoffen tot uiting komt, is bij de PFAS-stoffen. In 2019 stagneerde een aantal ruimtelijke projecten door de problematiek met stoffen die vallen onder de PFAS. PFAS is een verzamelterm voor 6000 poly- en perfluoroalkylstoffen. Voor een aantal van deze stoffen is aangetoond dat ze al in zeer lage concentraties nadelige effecten kunnen hebben op gezondheid van mensen die ze binnenkrijgen. Ook kunnen ze schade berokkenen aan het ecosysteem.

Een aantal van de soorten PFAS is aangewezen als zeer zorgwekkende stof, maar dat geldt niet voor alle PFAS. Kenmerkend voor deze stoffen is dat ze persistent, mobiel en nauwelijks biologisch afbreekbaar zijn. PFAS worden al decennia gebruikt in industriële en andere processen en in vele producten. Ze worden bijvoorbeeld toegepast in verf, blusschuim, pannen, kleding en cosmetica.

In deze video wordt kort uitgelegd wat PFAS zijn en wordt toegelicht wat de rol van het RIVM is bij de advisering over PFAS in grond en bagger.
Spreker: Job Spijker, onderzoeker RIVM

Zorgplicht voor de bodem

De situatie rondom PFAS ontstond volgens Iris omdat in bodemonderzoek steeds vaker soorten PFAS aangetroffen werden en gaandeweg steeds duidelijker werd dat PFAS diffuus verspreid zijn, terwijl er nog geen bodemnormen voor waren. Uitgangspunt van het bodembeleid en het Besluit bodemkwaliteit is dat er geen achteruitgang van de kwaliteit van de bodem mag plaatsvinden. Ook is het uitgangspunt dat normen zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Als er nog geen wetenschappelijk onderzoek en normen zijn, geldt de zorgplicht. Deze zorgplicht maakte echter in deze situatie niet duidelijk wat precies van een initiatiefnemer verwacht werd. Dit veroorzaakte onzekerheid in de praktijk.

Het tijdelijk handelingskader PFAS van juli 2019 geeft aan hoe om te gaan met grond- en baggerverzet door een nadere invulling te geven van de zorgplicht, namelijk door aan te geven welke toepassingen in ieder geval verantwoord zijn. Dit kader is inmiddels meermaals aangepast op basis van nieuwe onderzoeken van het RIVM en Deltares. Dit geeft meer duidelijkheid en ook meer ruimte voor grond- en baggerverzet. Om te komen tot een definitief handelingskader is nog verder onderzoek nodig, bijvoorbeeld voor het verspreiden van baggerspecie in de zee. Deze onderzoeken lopen nog.

Voorzorgbeginsel

Een gezonde leefomgeving begint volgens Iris bij omgevingsbewustzijn. ‘Heb je een baggerproject, of bouw je aan een brug of natuurproject waarvoor je grond gaat verzetten, dan moet je je altijd afvragen of je dichtbij een drinkwaterpunt werkt of bij andere kwetsbare locaties en welke materialen je gebruikt.’ De wet- en regelgeving is hierin leidend, en daarbij geldt ook het voorzorgbeginsel. Dit speelt een rol als er twijfel is over de veiligheid van een project voor de gezondheid of het milieu. ‘Als opdrachtgever of opdrachtnemer doe je er goed aan om kennis in huis te halen om veilig te kunnen handelen. Dat is niet altijd eenvoudig, de kennis over stoffen is schaars en de materie complex. Bij ingewikkelde casuïstiek is het daarom ook goed om als omgevingsmanager te rade te gaan bij de deskundigheid die er is binnen Rijkswaterstaat. En kennis is ook te halen bij kennispartners als Deltares en RIVM’, adviseert Iris. Daarnaast heeft Rijkswaterstaat de kennis over schadelijke stoffen volgens haar ook hard nodig vanuit de verantwoordelijkheid als waterbeheerder en het verlenen van watervergunningen. ‘Hierbij zijn ook belangen als ecologie, drinkwaterveiligheid en veilig zwemmen aan de orde,’ benadrukt ze.

Ketenoverleggen

Voor het bundelen en delen van de kennis, die nodig is om het vraagstuk aan te pakken, faciliteert Iris samen met haar collega’s het ketenoverleg rondom de PFAS-opgave. Hier zitten vergunningverleners en deskundigen aan tafel van omgevingsdiensten, waterschappen, gemeenten, provincies, drinkwaterbedrijven, RIVM en de GGD. In dat overleg worden bijvoorbeeld ook onderzoeken en meetresultaten met elkaar gedeeld. Iris: ‘Door de beschikbare watermonsters die afkomstig zijn uit meerdere punten in het gebied naast elkaar te leggen, kan de bron van de emissie mogelijk sneller worden achterhaald. Vervolgens worden de omliggende bedrijven onder de loep genomen en kom je uiteindelijk terecht bij het bedrijf dat de lozing veroorzaakt.’ Ze merkt dat door de gezamenlijke kennis in te zetten een stof bij een normoverschrijding effectief getraceerd kan worden. Vanwege de diffuse verspreiding is er voor PFAS een landelijk ketenoverleg, maar soms is het al voldoende om in de regio zelf de samenwerking op te zoeken. Iris: ‘Zo hebben we in Limburg rondom de Maas bij overschrijding van de drinkwatersignaleringswaarde van de stof melamine samen met de ketenpartners de bronnen achterhaald en de emissies aangepakt’.

Opleidingen

De beleidskern, Rijkswaterstaat en de andere waterpartners werken samen aan een structurele aanpak van opkomende stoffen in water. Bestuurlijk is er de nodige aandacht voor. Onder de Delta-aanpak Waterkwaliteit is er voor stoffen in water een zogeheten ‘Versnellingstafel opkomende stoffen’ ingericht, waaraan de waterketenpartners deelnemen. Kennis is daarin cruciaal om schadelijke stoffen al bij de bron aan te kunnen pakken, zegt Iris. ‘Een belangrijk onderwerp aan de Versnellingstafel is daarom het opleiden van handhavers en vergunningverleners.’

Stagnatie voorkomen

Voor de (water)bodem werkt het ministerie samen met decentrale overheden aan een algemene methodiek voor de omgang met ZZS-en. Deze methodiek moet er onder meer voor zorgen dat de stagnatie van projecten zo veel mogelijk wordt voorkomen. Iris vindt het belangrijk dat in samenhang met milieueffecten voldoende tijd en handelingsperspectief aan  de praktijk wordt geboden, zodat partijen zich aan kunnen passen. De structurele aanpak van stoffen is nodig voor een gezonde en duurzame leefomgeving, waaronder drinkwater, een gezonde bodem, gezond oppervlaktewater en schone lucht. Voorkomen is beter dan genezen is haar credo: ‘Door te vermijden dat schadelijke stoffen überhaupt in de leefomgeving terecht komen, kunnen we problemen bij infrastructurele projecten voor zijn.’

Meer informatie: Iris.van.Tol@rws.nl 06 11 87 33 80