Een loopbaan in het ondergrondse leek een logische keuze voor Paul Camps. Zijn vader was onderhoudsmonteur van een mijnschacht, zijn opa en ooms hakten iedere dag steenkool uit de diepzwarte gangen van de oostelijke mijnstreek. Dat zijn werk een link had met dat verleden realiseerde hij zich pas later. Na een studie chemie werd hij adviseur op de afdeling Milieu van de gemeente Amersfoort, waar bodemsanering op zijn pad kwam. Inmiddels zijn energietransitie en klimaatadaptatie hot topics.

Paul Camps is adviseur bij de afdeling Woon- en Werkklimaat van de gemeente Amersfoort. Zijn takenpakket vloeit voort uit het convenant Bodem en Ondergrond en is breed: van verwijdering van niet-gesprongen explosieven tot het inzetten van de bodem ten behoeve van de stad. In de praktijk verdeelt hij zijn tijd tussen bodemkwaliteit, energietransitie en klimaatadaptatie.

Paul Camps
Bij de grens van Vathorst, de meest noordelijke wijk van Amersfoort, gemarkeerd door de Laak. Een scherpe overgang tussen stad en polder.

‘Het bodemveld kwam begin jaren negentig volop in beweging,’ vertelt Paul Camps (1965). ‘Lekkerkerk was net geweest, en ook Amersfoort had aardig wat bodemvervuiling. Het was aangewezen als groeistad, overal moest gebouwd worden en er dook veel oud zeer op van gasfabrieken, wasserijen, benzinepompjes, het spooremplacement en voormalige stortplaatsen. Die saneringen hebben de afgelopen 20 jaar gemarkeerd. Vanaf 2002 werd Amersfoort zelf ‘bevoegd gezag’, heel aantrekkelijk omdat de planning en dynamiek van je eigen stad dan leidend zijn.’

Meten is weten

‘Het convenant Bodem en Ondergrond loopt in 2020 af, maar dan zijn we niet klaar. Sommige vervuiling is zo omvangrijk dat je na isolering moet blijven controleren, en er zijn restverontreinigingen. Je blijft altijd goed kijken naar je eigen gebied. Als de kern van een verontreiniging is weggehaald, resteert vaak nog een pluim in de bodemomgeving. Die gaat in Amersfoort meestal niet dieper dan 10 meter, dankzij een kleilaag die de Zuiderzee daar heeft neergelegd tussen de stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. Pluimen gaan dus niet de diepte in maar richting oppervlaktewater, waar ze in de waterbodems terechtkomen. De bacteriesoep daarin breekt, mits niet te geconcentreerd, de vervuiling op een natuurlijke manier af. Soms bespoedigen we dat, door voeding in de bodem te injecteren die de bacteriegroei bevordert.’
In 2019 dook ineens een nieuw gevaar op: PFAS. Dat heeft Amersfoort goed aangepakt, zegt Camps met enige trots. ‘Zo’n nieuw stofje legt alle grondverzet stil. Je mag nooit verontreiniging toevoegen, en zolang onbekend is hoeveel stof waar in de grond zit, wéét je niet of je iets toevoegt en mag je dus niets doen. Met de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) hebben we tussen juli en oktober de bodem onder Amersfoort op 30 plekken onderzocht en het achtergrondgehalte van PFAS voor de stad vastgesteld. Binnen de stad konden we toen weer verder met grondverzet, zonder aan kwaliteit in te boeten. Meten is weten!’
Op het veld van vervuiling en sanering draven veel spelers rond. Politiek, wetenschap, milieubeweging, publieke opinie, ze doen allemaal een duit in het zakje. ‘Je moet creatief en transparant zijn,’ zegt Camps daarover. ‘Zo hadden we in de Gemeenteraad een discussie over RoundUp. In de stad rukt Japanse duizendknoop op, een invasieve exoot die je niet kunt uitsteken omdat hij uit wortelresten dubbel zo hard opgroeit. Hij overwoekert inheemse soorten. In de openbare ruimte zijn pesticiden taboe; wat te doen? Het bleek dat je RoundUp selectief in planten kunt injecteren, zodat bodem en andere planten gespaard worden. Zelfs onze ecoloog was vóór; samen hebben we de Raad van deze aanpak kunnen overtuigen.’

Geothermie

Het bodemveld is inmiddels ingrijpend veranderd. ‘Het is een beetje wat je er zelf van wilt maken,’ zegt Camps, ‘maar er dienen zich duidelijk nieuwe opgaven aan.’ Zelf maakt hij er gráág iets van, blijkt uit het enthousiasme waarmee hij van wal steekt. ‘Zullen we bij de energietransitie beginnen? Omdat veel wijken van Amersfoort de laatste 20 jaar zijn gebouwd, hebben we vrijwel geen warmtenetten; alles is op het gasnet aangesloten. Sinds in 2015 is besloten dat Nederland van het gas afgaat, moeten we op zoek naar alternatieven. Van warmtenetten en een energiecentrale op biomassa wordt onze gemeenteraad niet blij: er zit houtkap en CO2-uitstoot aan vast. Wij willen de bodem inzetten, als een batterij die energie levert. Eén optie is geothermie, warmte uit de diepe ondergrond. Als je geluk hebt, zit tussen 3 en 6 kilometer diepte water van zo’n 700 C. Momenteel loopt Scan, een onderzoek dat de ondergrond op die diepte beter in beeld brengt voor het gebied tussen Haarlem en Nijmegen. Twee partijen zijn geïnteresseerd in boren. Diep boren kost miljoenen, en als het mislukt – zo’n scan geeft geen zekerheid – heb je niets. Maar geothermie is wel CO2-neutraal en Amersfoort heeft weinig alternatieven. Overal zonneweides en windmolens is landschappelijk niet aantrekkelijk.’

Bellen en lussen

Een andere optie – kleinschalig al in Amersfoort toegepast – is warmte-koude opslag (WKO). In de winter pomp je warm water op en koud water terug, in de zomer omgekeerd. Dat kan tot een diepte van 300 meter. ‘We hebben veel zandige ondergrond met geschikte grondwaterpakketten. De gemeente moet wel ordenen, want als te veel panden zijn aangesloten, komen warme en koude waterbellen te dicht bij elkaar en krijg je interferentie, dat wil je niet.’
Een variant is het gesloten systeem van warmtewisselaars. Tot 200 meter diep gaan lussen de grond in. Er loopt water met een soort antivries doorheen, dat warmte en kou uitwisselt met het grondwater. ‘Warmtewisselaars kun je bij individuele woningen gebruiken en zijn razend populair bij projectontwikkelaars. Ik zou liever WKO zien, voor zo’n 40 tot 100 woningen tegelijk, dat is doelmatiger. Maar projectontwikkelaars hebben liever individuele systemen. Collectieve systemen vergen overleg en zijn daarom complexer. Ook bij warmtewisselaars is overigens afstemming nodig, want als een hele wijk dat doet, wordt de spoeling te dun. Je moet dus ordenen volgens een vooraf vastgesteld plan: zoveel lussen, zo diep, op zoveel afstand van elkaar.’

Operatie Steenbreek

‘Voor stroom zijn we aan het stoeien met zonneweides, windmolens en zonnedaken. Stadsdaken zijn de nieuwe bodem! In het ideale plaatje wek je er energie op met zonnepanelen; met groene daken bestrijd je hittestress, bevorder je biodiversiteit en buffer je water waardoor piekbelasting uitblijft. In Amersfoort is de regenwaterafvoer grotendeels afgekoppeld van het riool en wordt het water in de bodem geïnfiltreerd of naar het oppervlaktewater geleid. De burgers zijn daarbij betrokken via Operatie Steenbreek. Ze verruilen hun tuintegels voor groen, vangen het regenwater op en laten het in de bodem zakken.’
De Warmtevisie Amersfoort stelt dat vóór 2025 per wijk besloten moet zijn wat het wordt: WKO, warmtewisselaars, warmtenet met energiecentrale, eventueel een koppeling aan energie uit oppervlaktewater, uit riolen, van daken en het wegdek. ‘We zijn steeds op zoek naar een vernuftige mix van oplossingen. De gemeente beslist samen met de wijken welke keuze het beste is. Ik krijg overigens onze wensen er bij marktpartijen niet altijd doorheen; zij kijken naar geld en de korte termijn, wij naar context en lange termijn. Zo hebben we op 10 meter die mooie kleilaag die vervuiling beperkt en het drinkwater eronder beschermt. Al die warmtewisselaars gaan daar doorheen en kunnen lekken veroorzaken; ook daarom hebben collectieve systemen de voorkeur.’

Klimaat en burgerwetenschap

Klimaatadaptatie, nog zo’n eigentijdse opgave. En bij uitstek een samenwerkingsopgave, zegt Camps. ‘Binnen de gemeente hebben we een team klimaatadaptatie met de “bloedbroeders” van water, groen en ruimtelijke ontwikkeling. Op andere schaalniveaus werken we samen met burgers, bijvoorbeeld in Operatie Steenbreek, en met Waterschap Vallei en Veluwe. Amersfoort en Waterschap hebben elkaar gevonden in de Natuurlijke Alliantie: een organisatie en werkmethode die bodem, water en groen ziet als één natuurlijk systeem dat een geïntegreerde aanpak vereist. Door in elkaars keuken te kijken groeide het begrip. Het Waterschap wilde dichter bij burgers komen, waarvoor de gemeente een goed vehikel is. Gemeenteambtenaren worden wijzer op voor hen ongebruikelijk gebieden als dijken en landbouw. Gezamenlijk financieren we projecten en koppelen we netwerken. Operatie Steenbreek is zo’n project, en zo mogelijk nog succesvoller is Meet je Stad. Dat begon toen raadsleden samen met burgers de Groenvisie wilden maken. Ik vertelde daar over de Natuurlijke Alliantie, over de geïntegreerde aanpak van bodem, water en groen, dat viel in goede aarde en zo kreeg klimaatadaptatie ook een prominent kapstokje in de Groenvisie. Mede daardoor ontstond in 2015 Meet je Stad, een netwerk van burgerwetenschappers die de gevolgen van klimaatverandering meten. Aanvankelijk werd het gefinancierd door gemeente en Waterschap, inmiddels bedruipt het zichzelf via betaalde opdrachten. Het is een multidisciplinair gezelschap van professionals en liefhebbers, het boort kennis van burgers aan. Ze bouwen zelf meetinstrumenten, organiseren schoolprojecten en congressen, ze trainen afkoppelcoaches. Ze meten nu ook fijnstof en geluid, alles onder de vlag van een leefbare stad. Hun meetinstrumenten zijn kwalitatief goed, en de grote hoeveelheid metingen maakt de resultaten zeer waardevol. Als we binnenkort voor de wijk Schothorst gegevens nodig hebben voor de energietransitie, kan Meet je Stad erop inspringen.’

Voetangels en vergezichten

De grootste struikelblokken? Daarover hoeft Paul Camps niet lang na te denken. ‘Kosten, korte-termijndenken, te weinig integraal werken op alle drie de beleidsterreinen. Bij bodemsanering hebben we een stok achter de deur in wet- en regelgeving, bij energietransitie in het gasbesluit. Voor klimaat ontbreekt dat nog.’
En wat zijn de vergezichten? ‘We maken ons op voor de Omgevingswet. We zitten aan tafel met de provincie, met Utrechtse gemeenten. Vooral de kleinere vragen zich af of er genoeg middelen zullen zijn voor wat we willen en moeten doen. Verder vind ik de energietransitie erg belangrijk; ik hoop dat geothermie erdoor komt. Met een geothermiecentrale kun je de hele regio bedienen.’