Met een prijsvraag en een koploperaanpak geeft Rijkswaterstaat een extra boost aan de verduurzaming van de asfaltsector. Rien Huurman van het prijswinnende BAM Infra: ‘Om de klimaatdoelen te halen, is een projectoverstijgende aanpak nodig.’

Rijkswaterstaat wil in 2030 volledig klimaatneutraal en circulair werken. Een van de werkterreinen met de meeste CO2-uitstoot en materiaalgebruik is wegverharding. Reden genoeg om extra in te zetten op verduurzaming van de asfaltsector, zo vertelt Inge van Vilsteren, adviseur wegenbouwmaterialen bij Rijkswaterstaat. ‘Hoewel er in de sector al de nodige aandacht is voor circulariteit, hebben we in 2018 een prijsvraag uitgeschreven voor nieuwe, duurzame asfaltmengsels. Zo wilden we de verduurzaming van de sector een extra boost geven. Met de prijsvraag hebben we in 1 keer alle op dat moment beschikbare ideeën uit de markt gehaald en konden we wegen welke oplossingen het beste passen bij onze doelstellingen.’

‘Er zit enorme innovatiekracht bij de aannemers’

Innovatiekracht bij aannemers

Van Vilsteren vertelt dat de prijsvraag Rijkswaterstaat ook dwong om kritisch te kijken naar wat de organisatie zelf nodig heeft. ‘We hebben bijvoorbeeld samen met TNO in kaart gebracht waar de meeste duurzaamheidswinst te behalen valt bij het produceren en aanleggen van asfalt. Op basis daarvan richtten we ons in de prijsvraag op de samenstelling van het mengsel en het energieverbruik in het productieproces.’ De markt reageerde positief en de inschrijvingen stroomden binnen. ‘Er zit enorme innovatiekracht bij de aannemers’, concludeert Van Vilsteren. ‘Als Rijkswaterstaat kunnen we hier actief richting aan geven. Zo hebben we de winnende partijen na de beoordeling in kleine werkgroepen geholpen om hun ideeën verder uit te werken en te testen.’

Spelen met asfaltrecept

Een van die winnende partijen is BAM Infra. ‘Deze prijsvraag sloot perfect aan bij onze visie’, vertelt R&D-manager Rien Huurman enthousiast. ‘In 2013 constateerden we namelijk dat we op zoek moesten naar duurzame alternatieven voor de productie van asfalt. Wij zoeken de oplossing in het verlagen van de productietemperatuur én het gebruik van uit oud asfalt teruggewonnen grondstoffen. Voor de prijsvraag hebben we aangeboden om binnen de grenzen van deze nieuwe productietechniek een optimum te vinden tussen de reële kosten, de technische kwaliteit, duurzaamheid en circulariteit. Het resultaat is dat we met 2 typen asfalt in de prijzen zijn gevallen. Inmiddels hebben we van beide typen een proefvak mogen aanleggen: op de A73 bij Roermond en de A12 bij Den Haag. Daarmee kunnen we bij het Asfaltkwaliteitsloket bewijs leveren dat deze mengsels de door ons geclaimde eigenschappen hebben. Dit loket geeft hier vervolgens een onafhankelijk oordeel over.’

Duurzaamheid, kosten en kwaliteit

‘Rijkswaterstaat heeft zijn nek uitgestoken en een mooi voorbeeld van samenwerking gegeven’

De 2 typen asfalt van BAM zitten in een verschillende ontwikkelingsfase en wonnen dan ook elk in een andere categorie van de prijsvraag. Huurman: ‘Het eerste type kunnen we op korte termijn grootschalig leveren. Dit asfalt bestaat voor 80% uit hergebruikt materiaal: 30% uitgezeefd oud ZOAB (zeer open asfaltbeton) en 50% uit ZOAB teruggewonnen steen. Bovendien produceren we dit mengsel op 115 in plaats van 165 graden Celsius. Dat beperkt het energieverbruik en dus de CO2-uitstoot. Die unieke combinatie van een hoog aandeel hergebruik en een sterk verlaagde productietemperatuur zorgt voor een lage milieukosten-indicator (MKI; hiermee wordt CO2-uitstoot beprijsd in aanbestedingen en contracten, red.). Het percentage uitgezeefde ZOAB houden we zo hoog mogelijk om kosten te besparen, maar laag genoeg om te voorkomen dat de kwaliteit wordt aangetast.’ Voor het tweede type asfalt gebruikt BAM 95% hergebruikt materiaal, door naast teruggewonnen steen ook teruggewonnen mastiek (het bindmiddel van ZOAB) te gebruiken. ‘En we verlagen de productietemperatuur van dit ultiem duurzame asfalt nog verder, namelijk naar 105 graden Celsius.’

Werken aan de doelen van het klimaatakkoord van Parijs

Nederland werkt hard om de doelen uit het klimaatakkoord van Parijs te halen. Voor de bouw en infrastructuur heeft de overheid dit vastgelegd in de Strategie voor klimaatneutrale en circulaire rijksinfrastructuurprojecten. Binnen deze strategie volgt Rijkswaterstaat 4 transitiepaden voor de werkterreinen met de meeste CO2-uitstoot en het meeste materiaalgebruik: wegverharding, kustlijnzorg en vaargeulonderhoud, kunstwerken (onder andere bruggen, sluizen, tunnels, viaducten) en bouwplaats en bouwlogistiek. Over het eerste terrein, wegverharding, vertelt Inge van Vilsteren: ‘Ik werk nu 4 jaar bij Rijkswaterstaat en heb al veel mooie dingen gezien. Zo werken overheid en markt in het programma Asfalt-Impuls van kennisplatform CROW sinds 2016 samen aan diverse projecten, waaronder een milieukostenindicator (MKI) voor asfalt. Het transitiepad geeft de sector vooral een extra boost. Alle neuzen staan nu dezelfde kant op: om regie te houden, moeten we actief uitvragen op duurzaamheid in de verhardingen.’

Projectoverstijgende aanpak is nodig

Om dit tweede type asfalt grootschalig toe te kunnen passen, zou BAM haar eigen fabrieken moeten aanpassen. Dat vraagt enorme investeringen. Juist daarom is Huurman zo blij met de prijsvraag van Rijkswaterstaat. ‘Fabrieken aanpassen loont niet voor individuele projecten. Om de klimaatdoelen te halen, is een projectoverstijgende aanpak nodig. Niet concurreren op prijs, maar op kennis en kunde. Daar geeft deze prijsvraag invulling aan. Rijkswaterstaat heeft zijn nek uitgestoken en een mooi voorbeeld van samenwerking gegeven. Met dit asfalt in ons portfolio versterken we niet alleen de positie van ons bedrijf; voorop staat de verduurzaming van Nederland.’ De winnende bedrijven hebben geen voorsprong bij aanbestedingen, zo benadrukt Van Vilsteren. ‘We geven puur een duwtje in de rug bij de ontwikkeling van mengsels die goed aansluiten bij onze doelstelling, zodat we daar ook sneller naartoe kunnen. Wel maken winnaars meer kans om goed te scoren op duurzaamheidscriteria bij inschrijvingen. Maar eerst moeten ze hun mengsels nog laten valideren. Als dat lukt, kan iedereen zien hoe ver ze zijn. Dat stimuleert andere aannemers om zelf aan de slag te gaan en geeft andere opdrachtgevers als provincies en gemeenten inzicht in de mogelijkheden.’

Sector de weg wijzen

‘De reacties van marktpartijen zijn positief’

De prijsvraag was vooral bedoeld om de innovatie van duurzame mengsels aan te jagen. De volgende stap is ervoor zorgen dat aannemers gevalideerde innovaties in de praktijk gaan toepassen. Het probleem is dat duurzame innovaties veel investeringskosten met zich meebrengen, waardoor aanbieders zichzelf de markt uit prijzen. ‘Rijkswaterstaat wil dat duurzame asfalt wel kopen’, verduidelijkt adviseur duurzaam inkopen GWW Jasper Flapper. ‘Daarom werken we onder andere aan een koploperaanpak. Duurzame koplopers wijzen de sector de weg. Die willen we aanmoedigen. Hoe? Dat bepalen we in overleg met onze ketenpartners. Die krijgen de kans om verder te gaan met onze aanpak, maar ook om alternatieven aan te dragen en wijzigingen voor te stellen. De reacties van marktpartijen zijn positief: in een marktconsultatie was het merendeel van de deelnemers voor het uitproberen van de koploperaanpak in 2 pilotprojecten. Ook voor verdere ontwikkeling en evaluatie blijven we met elkaar in gesprek.’

Koploperaanpak

Flapper legt uit hoe de koploperaanpak er in grote lijnen uitziet. ‘Met deze aanpak krijgen koplopers een podium om te laten zien wat ze in huis hebben. Jaarlijks willen we een beperkt aantal koploperprojecten selecteren. Per project vragen we vooraf in een marktconsultatie aan de verschillende partijen: hoe duurzaam is het asfalt dat je kunt leveren? Op basis daarvan stellen we de meest ambitieuze eisen, waaraan minimaal 3 partijen kunnen voldoen. Zo gaan we uit van de maximaal haalbare duurzaamheidswinst en tellen we vanaf daar terug. Bij een goede koploperaanpak moeten er genoeg kansen overblijven voor niet-koplopers, oftewel het peloton. Het peleton kan meedingen naar de reguliere projecten, waarbij we juist van onder af werken en de eisen steeds verder opschroeven.’ Flapper besluit: ‘Ook in die projecten scoren koplopers beter op duurzaamheidscriteria. Door de eisen bij andere projecten aan te scherpen, nemen we ook het peloton mee in de verduurzaming.’