Klantreizen geven handvatten om met knelpunten om te gaan

De Omgevingswet bundelt en moderniseert de wetten voor de fysieke leefomgeving. De Mijnbouwwet – die weliswaar wordt aangepast – blijft echter als apart wettelijk kader bestaan. De juridische kaders van de Omgevingswet en de Mijnbouwwet kennen raakvlakken, maar ook ontstaat er op sommige punten wrijving, waar vooral decentrale overheden mee van doen zullen krijgen. Reden voor het UP om de juristen van AKD de samenloop tussen beide wettelijke kaders in kaart te laten brengen en zogeheten klantreizen uit te werken.

"Het ontbreken van de verplichting om aan de voorkant het gesprek met de omgeving aan te gaan, betekent dat een heleboel vraagstukken pas laat in beeld komen"

"Het Rijk – en meer specifiek het ministerie van EZK – is bevoegd gezag voor de Mijnbouwwet die zich richt op ondergrond vanaf 500 meter diepte', vertelt Astrid Slegers van het UP. 'Die wet richt zich vooral op het economisch ordeningsvraagstuk en verleent een vergunning aan bedrijven om in een bepaald gebied met bijvoorbeeld een geothermieproject aan de slag te gaan. De Omgevingswet richt zich op het fysieke milieu en het op een goede manier inrichten van de leefomgeving."
Marjolein Dieperink van AKD, die samen met haar collega Sanne Schipper de samenloop tussen beide wettelijke kaders onderzocht, haakt aan: "Participatie en zoeken naar draagvlak zijn binnen de Omgevingswet essentiële en verplichte thema’s. Maar de Mijnbouwwet kent een dergelijke verplichting niet. Pas later in het traject – wanneer een bedrijf daadwerkelijk moet gaan boren – is een omgevingswet-vergunning nodig. Maar bij de eerste vergunning die nodig is om te onderzoeken of er bijvoorbeeld aardwarmte in de ondergrond zit, is het helemaal nog niet verplicht om de omgeving te betrekken."

Essentiele vraagstukken pas laat in beeld
“Het ontbreken van de verplichting om aan de voorkant het gesprek met de omgeving aan te gaan, betekent dat een heleboel vraagstukken pas laat in beeld komen”, maakt Slegers duidelijk. “Is het met het oog op bijvoorbeeld grondwaterbescherming of potentiele Aanvullende Strategische Voorraden (ASV’s) voor drinkwater wel wenselijk om met een geothermieproject aan de slag te gaan? Of: sluit een geothermieproject wel aan op de warmtestrategie van een gemeente en de plannen die deze gemeente heeft voor de uitrol van een warmtenet? Dat soort zaken wil je liever aan de voorkant goed bespreken en afwegen voordat er grote investeringen worden gedaan.”

Deskstudie en klantreizen geven inzicht
“Om meer zicht te krijgen op wat de samenloop van de Omgevingswet en Mijnbouwwet concreet voor decentrale overheden in verschillende situaties betekent, hebben we AKD gevraagd hier onderzoek naar te doen”, vervolgt Slegers. “Wanneer moet je wat doen en waar heb je als decentrale overheid rekening mee te houden?”
Dieperink: “We hebben allereerst de relevante wetgeving in een deskstudie juridisch onder de loep genomen en in beeld gebracht waar het gaat schuren. In de tweede fase van het onderzoek hebben we die knelpunten vertaald naar zogeheten klantreizen; scenario’s die praktisch inzichtelijk maken hoe een proces verloopt. Die klantreizen brengen de obstakels in kaart waar je bijvoorbeeld als gemeente tegenaan kunt lopen. En het geeft ook handvatten om juist met knelpunten om te gaan.”

Er zijn mogelijkheden om regie te pakken
Dieperink vervolgt: “Een gemeente kan bijvoorbeeld ook zelf de rol vervullen van initiatiefnemer en daarmee meer de regie pakken. Daarmee voorkomen ze dat ze zich laten verrassen door een partij die een Mijnbouwwetvergunning heeft gekregen. We zijn tot de conclusie gekomen dat dit een sterkere positie geeft, dan wanneer een gemeente enkel gebruik maakt van de publiek-rechterlijke bevoegdheden.” Astrid: “Een belangrijke bevinding is ook, dat wanneer je als decentrale overheid een omgevingsplan of omgevingsverordening hebt voor een gebied, dat je dan een sterk argument hebt in het gesprek over wat voor dat gebied relevant is en wel en niet kan.” 
Een ander belangrijk thema dat via de klantreizen in kaart is gebracht, is dat van de drinkwatervoorraad; de Aanvullende Strategische Voorraden. Dieperink: “We hebben concreter gemaakt welke bevoegdheden er op grond van de Omgevingswet voor decentrale overheden zijn om daar ook een sterkere positie in te nemen. De opdracht aan ons was nadrukkelijk niet om op de stoel van de wetgever te gaan zitten. Maar we hebben wel onder een vergrootglas gelegd welke bevoegdheden decentrale overheden hebben om meer de regie te pakken.”

Gespreksstof voor samenspel
De bevindingen uit de klantreizen benutten organisaties nu om intern en met elkaar het gesprek te voeren om te komen tot een beter samenspel, zo constateert Slegers met genoegen. “We hebben het rapport bijvoorbeeld doorgezet naar DAGO, de brancheorganisatie van geothermie-initiatiefnemers. Ook zij moeten goed zicht hebben op wie, wanneer een bepaalde rol heeft. Dat geeft hen de mogelijkheid om op het goede moment het gesprek aan te gaan. Zij staan er overigens heel positief in.” Een andere lijn loopt naar EZK. “Ook voor hen is het essentieel zicht te hebben op de knelpunten die kunnen ontstaan. Bovendien wordt nu gewerkt aan het uitwerken van de regelgeving rond de aangepaste Mijnbouwwet en een aantal bevindingen uit het onderzoek is daarin nu al meegenomen. Een verbetering is bijvoorbeeld dat er nu op voorhand wordt gekeken naar de mogelijkheden voor de afzet van warmte.” 
Last but not least is de studie van belang voor de decentrale overheden zelf. “Hiermee hebben gemeenten en provincies handvatten die duidelijk maken welke stappen hen in hun eigen klantreis het beste perspectief bieden.” 

Wilt u meer lezen, of het rapport downloaden? Klik dan hier