Bodemmedewerkers van gemeenten en omgevingsdiensten zijn aanpakkers: vaak doelgericht en praktisch, maar ook actief experimenterend met nieuwe uitdagingen die op hun pad komen. Voor deze doelgroep is een Community of Practice een prima leeromgeving: veilig, op enige afstand van de dagelijkse werkomgeving, maar daarmee wel nauw verbonden.

Hoofdpunten

  • Leervragen deelnemers centraal.
  • Eigen praktijk openstellen voor anderen.
  • Intervisie als effectieve werkvorm.

'Ik zie voor mijn dagelijks werk veel meerwaarde in het stellen van open vragen in plaats van het geven van een mening, of het direct aanreiken van een oplossing.'


Omgevingsbeleid vormgeven
De Omgevingswet is een nieuwe belangrijke ontwikkeling voor de deelnemers, professionals werkzaam bij Gelderse omgevingsdiensten en gemeenten. Ze willen van en met elkaar leren om omgevingsbeleid vorm te geven dat effectief is en recht doet aan een duurzame omgang met de ondergrond als natuurlijk kapitaal. De vraag is wel hoe een bodemmedewerker vanuit eigen kracht effectief kan opereren in een complexe omgeving met veel partijen en belangen. Cultuur en werkwijze lijken daarin nog belangrijker dan de regelgeving zelf: het gaat om werken in de ‘geest van de Omgevingswet’.

'Het is een opluchting als blijkt dat je ingebrachte probleem of uitdaging niet alleen herkend, maar ook erkend wordt door anderen.'

Werkwijze CoP

In 5 bijeenkomsten onder begeleiding van 2 facilitators is een programma doorlopen waarin de leervragen uit de praktijk van de deelnemers centraal stonden. Een gezamenlijke ‘intrigerende vraag’, ieders persoonlijke doelstelling en een persoonlijke casus (een specifiek project of het dagelijks werk) vormden het fundament van deze CoP. Hierop werd steeds teruggevallen: hoe ver zijn we in de beantwoording van de intrigerende vraag? Waar sta je in het halen van je persoonlijke doelstelling? Waar loop je tegenaan in je casus?


Kenmerken van een goed functionerende praktijkgemeenschap

  • Er is een goed evenwicht tussen wat deelnemers ‘halen’ en ‘brengen’. Het is geen bezwaar als er een groot verschil in kennis en ervaring bestaat tussen de deelnemers.
  • Het initiatief voor het leerproces ligt zoveel mogelijk bij de deelnemers. Zij worden daarbij gefaciliteerd door de begeleiders.
  • Er wordt gewerkt met casussen uit de werkpraktijk, een gezamenlijke vraagstelling en individuele leerdoelen als kapstok voor zowel het gezamenlijke als het individuele leerproces. Er moet ruimte zijn om goed met de dynamiek van de casus om te kunnen gaan.
  • Een veilige leeromgeving, met enige afstand tot de dagelijkse praktijk, nodigt uit tot experimenteren en leren, waarna het geleerde in de eigen praktijk kan worden toegepast.
  • Inspirerende, intensieve en verdiepende bijeenkomsten nodigen uit om tussen de bijeenkomsten door het eigen leerproces verder vorm te geven. Individuele coaching is daarin een belangrijk middel.

'Goede vragen stellen is een kunst en vraagt oefening. We hebben de neiging een goede vraag aan te vullen met goedbedoelde ‘hulp’ aan de inbrenger, waardoor we juist de speelruimte beperken. Het is een vaardigheid om na een vraag een stilte te laten.'